Satans antwoord aan de Heere

“Toen antwoordde de satan de Heere en zei: Is het om niet dat job God vreest?” Job 1: 9

Het zal niet vaak gebeuren dat u een meditatie leest over een woord van satan, de grote tegenstander van God. In deze meditatie is dat wel het geval. Wees gerust, het woord dat hierboven staat is een tekst uit de Bijbel, maar het is de duivel uit wiens verdorven geest deze woorden opkomen. U kent de situatie? In de hemel ontmoeten God en satan elkaar. Kennelijk moet satan verantwoording afleggen van zijn duistere praktijken. In het gesprek dat ontstaat wijst de Heere hem op Job, “Mijn knecht Job”, zoals Hij hem noemt. Wij proeven iets van de vreugde van de grote Schepper, de goddelijke trots van de hemelse Pottenbakker, wanneer Hij aandacht vraagt voor het werk van Zijn handen in het leven van dit Adamskind. In hem wordt zichtbaar wat de Heere bedoelt met Zijn werk in schepping en herschepping. Gods werk krijgt gestalte. Hij verlustigt Zich in dit mensenkind dat vervuld is van een diep ontzag voor zijn Maker en tegelijk van een kinderlijke liefde voor zijn Vader. Immers, Job vreest de Heere en zijn hele leven wordt daardoor beheerst. De woorden van satan zijn een reactie op deze woorden var God. Het is goed er aandacht aan te geven. Want al mag satan sinds Hemelvaart niet meer in de hemel komen, de bedoelingen van de “aanklager van de broeders” (Openb.12: 10) zijn nog altijd dezelfde. Het is van levensbelang om hem door te hebben.
Lastertaal
Ziet u satan tegenover de Heere staan? Hij spot met de heilige vreugde waarmee de Heere kijkt naar het werk van Zijn handen. “Is het om niet dat Job God vreest?” Satan suggereert dat de Heere de liefde van Job gekocht heeft en dat Job Hem alleen dient omdat hij er goed voor wordt betaald. Satan ontkent dat God zo goed is dat mensen Hem dienen om wie Hij is en niet om wat Hij geeft. Satan ontkent ook de kracht van hetvernieuwende werk van God, waarbij Gods liefde wordt uitgestort in het hart van een zondaar en die zondaar leert belijden: “Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad”. Satan probeert God en Zijn werk onderuit te halen, in diskrediet te brengen. Wie zou God dienen wanneer hij er niet voor beloond wordt? Hebt u satan door?
Beschuldiging
Let nog eens op Gods tegenstander. Hij staat er niet alleen met een spottende grijns op zijn tronie. Hij staat ook met een beschuldigend uitgestoken vinger. Hij heet niet voor niets de aanklager van de broeders. Luister maar hoe hij Job beschuldigt. Daar zit een stuk machteloosheid van satan achter. In de verzen die volgen op onze tekst lezen we hoe satan aan alle kanten om Job heeft geslopen om te kijken of er ergens een opening voor hem was waardoor hij binnen kon dringen om te vernielen. Maar het was hem niet gelukt. De Heere had een muur om Job gebouwd, een onoverwinnelijke engelenwacht die Job beschermde (Psalm 34: 8). Als de Heere die bescherming maar eens op zou heffen! Als de Heere maar eens zou nemen van Job in plaats van geven aan Job, dan zou het spoedig afgelopen zijn met de Godvrezende Job! Zo is satan. Hij is er altijd op uit om God zwart te maken en om Gods kinderen zwart te maken. In zijn verduisterde brein is er nu eenmaal geen plaats voor liefde “om niet”. Toch is die liefde er wel.
Spiegel
Luister maar naar het slot van dit hoofdstuk, waar Job met lege handen de Naam looft van de Heere, Die gegeven en genomen heeft. Blader maar verder in dit Bijbelboek en hoor Job de taal van die liefde bezingen op het dieptepunt van zijn lijden (Job 19: 25-27). Ga verder naar het einde van dit boek en hoor daar de triomf van de liefde die uit God is. En Job is niet de enige. Hoor Asaf zingen van de Heere Die zijn Deel is ook als vlees en hart bezwijkt. Hoor Habakuk ‘nochtans’ juichen in de Heere al breekt alles hem bij de handen af. Luister naar het hooglied van het geloof, waarin Paulus zingt van al die dingen die er in het leven kunnen zijn, terwijl geen van die dingen hem kan scheiden van de liefde Gods in Christus Jezus zijn Heere. Inderdaad, met al die anderen vreest Job de Heere om niet. Toch is de vraag van satan niet zo’n vreemde vraag. Satan is listig genoeg om te weten wat hij vragen moet. Satans vraag houdt ons een spiegel voor. Vrezen wij de Heere? Als we zingen: “Wie heeft lust de Heere te vrezen?”, mogen wij dan zeggen: “Ik, Heere!” En waarom, omdat Hij het “Allerhoogst en eeuwig Goed” is?
Vroeger zei men wel eens: Al was er geen hel als straf en geen hemel als beloning, dan nog zou ik de Heere vrezen. Bent u het daar mee eens? Satan maakt zijn opmerking niet voor niets. Sterker: de Heere Jezus wijst in de gelijkenis van het zaad niet voor niets op het zaad dat op steenachtige plaatsen valt: mensen met een enthousiast mooi-weer-geloof, die afhaken wanneer er verdrukking en vervolging komt. Hoe is het bij ons, wanneer de Heere niet geeft wat wij graag wilden hebben of ontneemt wat wij niet willen missen? Is het om niet? Satan vraagt het. Het is een vraag om over na te denken. Wie de Heere vreest en zichzelf leerde kennen, gaat bij die vraag niet in discussie met satan maar in beroep bij de Heere, Die in Christus Zijn liefde heeft geopenbaard: “Heere, Gij weet alle dingen, Gij weet dat ik U liefheb”. Om Jezus’ wil.
ds. J. Westerink

Geplaatst in Meditaties.