“..waardiglijk het Evangelie van Christus…”
Filippenzen 1:27a
De apostel roept de Filippenzen op tot een wandel “waardiglijk het evangelie van Christus. Hij gebruikt het woord “waardiglijk” nogal eens. Zo bidt hij de Efeziërs, dat zij toch wandelen zouden “waardiglijk de roeping waarmede zij geroepen waren .” En de Kolossenzen, dat zij mochten wandelen “waardiglijk de Heere. “ Hij vermaant de Thessalonicenzen te wandelen “waardiglijk Gode, die hen riep tot Zijn koninkrijk en heerlijkheid. “Voor koning Agrippa zegt hij, dat hij de heidenen verkondigt, dat zij zich zouden beteren en bekeren, “werken doende, der
bekering waardig.” Wanneer we al deze uitspraken van de apostel met elkaar vergelijken, dan wordt het ons duidelijk, dat hij met een wandel “waardiglijk het evangelie van Christus” bedoelt: een wandel, zoals toch verwacht mag worden van hen, die de heerlijke beloften van het evangelie ontvangen hebben; van hen, die delen in dat onuitsprekelijke heil, dat door het evangelie wordt verkondigd. Kortom: een wandel, waardiglijk het evangelie van
Christus” is een wandel zoals het evangelie die eist van zijn belijders en van de burgers van het koninkrijk van God; een wandel die overeenkomt met de reinheid, de hoogheid en de heiligheid van het evangelie van Christus.
En zo’n wandel acht de apostel zo belangrijk, ja onmisbaar, dat hij het de Filippenzen met al de drang van zijn ziel op het hart bindt: “alleenlijk, wandelt waardiglijk het evangelie van Christus!” En diezelfde vermaning moet vandaag nog met dezelfde ernst en nadruk worden gebracht. Want dat wandelen, waardiglijk het evangelie van Christus, laat doorgaans veel te wensen over. Dat leven in de tere vreze van God, in ootmoed en nederigheid, in zelfopofferende liefde, zoals het evangelie ons voorhoudt en ons in Christus, het vleesgeworden Woord, volmaakt voorstelt,
wordt zo weinig, zo bitter weinig in de praktijk gebracht. En toch; wij weten het en de ervaring leert het ons; waar zulk een wandel ontbreekt, daar heerst de dood; waar zulk een wandel wordt verwaarloosd, daar kwijnt het leven; waar zulk een wandel wordt nagejaagd, daar wordt God verheerlijkt en Zijn kinderen genieten er zelf de vrucht van, namelijk Gods gunst. Waar een wandel, “waardiglijk het evangelie van Christus”, ontbreekt, daar heerst de dood. De eerste kenmerken en duidelijkste kenmerken van het nieuwe leven is toch de lust om de Heere te vrezen, om te wandelen “waardiglijk het evangelie van Christus.” En daarom, bij wie niets van deze wandel te bespeuren is, daar is nog die geestelijke dood, “want het is onmogelijk, dat wie Christus door een oprecht geloof is ingelijfd, niet zou voortbrengen vruchten der dankbaarheid.” Waar een wandel “waardiglijk het evangelie van Christus” verwaarloosd wordt, daar kwijnt het leven. Er wordt veel geklaagd over een ingezonken geloofsleven bij Gods kinderen.
En veelal terecht, denk ik. Maar hoe komt het? Daar kunnen verschillende oorzaken voor zijn. Maar de belangrijkste oorzaak is ongetwijfeld dat de wandel “waardiglijk het evangelie van Christus” maar al te zeer verwaarloosd wordt. En waar de Heere zelf verband heeft gelegd tussen een godzaligheid en zaligheid, daar kan het niet anders of een slordige levenswandel doet het leven kwijnen. Als de voet niet volwaardig loopt op het pad van Gods geboden, dan komt er een dorheid en donkerheid over de ziel. Maar waar een wandel, “waardiglijk het evangelie van Christus”
wordt nagejaagd, daar wordt God verheerlijkt en Zijn kinderen genieten er zelf de vrucht van, namelijk de gunst van God. Het eerste is het hoogste en het grootste; dat Gods eer bevorderd wordt. Maar het is toch ook onzegbaar groot, om Gods gunst te mogen ervaren. “Ik zal wandelen in de ruimte, omdat ik Uw bevelen gezocht heb.” Die Uwe wet beminnen, hebben grote vrede en zij hebben geen aanstoot”. Uw liefdesdienst heeft mij nog nooit verdroten. Zou een
godvruchtige levenswandel ook niet de beste aanbeveling zijn voor het evangelie? Zou onze naaste er niet door gesticht worden en onder Gods zegen voor Christus gewonnen worden? Dat ons gebed dan mag zijn:
Leer mij naar Uw wil te handelen,
Ik zal dan in Uw waarheid wandelen,
Neig mijn hart en voeg het saam,
Tot de vrees van Uwe Naam.
Wijlen ds. M. Vlietstra