Loflied op de deugden Gods

“Want Gij, Heere, zijt goed en gaarne vergevende en van grote goedertierenheid, allen die U aanroepen.”
Psalm 86: 5

Hoe is God? Om die vraag te beantwoorden zullen we de Schrift moeten raadplegen.

Uiteindelijk kan alleen God Zelf zeggen hoe Hij is. Gaan we zelf proberen te omschrijven hoe God is en gaan we te rade met onze eigen ervaringen en inzichten dan komen we op dwaalwegen uit. Dan gaan onze denkbeelden omtrent God de toon aangeven en dat is net zo goed beeldendienst als wat Jerobeam in het Tienstammenrijk invoerde toen hij kalveren liet neerzetten in Bethel en Dan.
David die in deze Psalm 86 aan het woord is, heeft van God Zelf geleerd hoe Hij is. Dat mag hij nu in het gebed tegen God zeggen en tegelijk aan de volgende geslachten doorgeven. Als David deze Psalm maakt verkeert hij in grote nood. Meer dan eens zegt hij dit in deze Psalm. Direct al in vers 1: “Ik ben ellendig en nooddruftig.” Verder ook in vers 7: “In de dag mijner benauwdheid roep ik U aan.” Maar in de nood die hij beleeft, weet hij de weg tot de Heere. Hij gaat die weg; de weg van het gebed. Hij doet een beroep op de Heere en daarbij steunt hij op wat God eerst van Zichzelf heeft geopenbaard. De deugden Gods worden David geopenbaard. De deugden Gods worden Davids pleitgrond.

Hoe is God dan? Hij is goed. Dat is het eerste wat David hier noemt. Goed is Hij aan allen. Goed is Hij voor al Zijn schepselen. Hij doet Zijn hand open en verzadigt al wat er leeft. Zijn goedheid ligt verspreid op al Zijn werken. Hij is de Algoede. Zijn we in feite daar niet allemaal getuigen van? Zoveel goeds hebben we al van Hem ontvangen. Zoveel bewijzen van Zijn goedheid! Maar Gods goedheid is niet alles wat van Hem gezegd kan worden.
David weet ook van een andere eigenschap. God is gaarne vergevend. Dat heeft te maken met onze zonden. We staan bij God in de schuld. We hebben tegen Hem gezondigd. Hoe moet dat? Als de Heere de ongerechtigheid gadeslaat en als Hij vergelding komt doen, wie kan dan bestaan? Maar, zo zegt Psalm 130 – bij Hem is vergeving.
Hoe is dat dan? Een illustratie hiervan, gegeven door de Heere Jezus, vinden we in de vader van de gelijkenis van de verloren zoon. In hem zien we wat ‘gaarne vergeven’ is. Deze vader stond al op zijn zoon te wachten. En toen die jongen terug kwam, werd hij ontvangen met een kus. Hij had zijn vader heel wat aangedaan. Hij had hem onteerd en bedroefd en gekrenkt. Maar de vader vergaf gaarne. Zo is God. Schoon zwaar getergd, lankmoedig en weldadig en groot ven goedertierenheid.
Allerlei zondaren hebben dat al ondervonden. Tot zelfs de grootste goddeloze toe. Denk aan koning Manasse. Denk aan de moordenaar aan het kruis. Denk aan Saulus van Tarsen.
Maar niet alleen goddelozen hebben die vergevende genade leren kennen; ook eigengerechtigen die van dat kwaad bekeerd werden. Ja, de Heere maakt waar wat Hij heeft beloofd in Jesaja 1: 18: “Al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol.” Die bereidheid om te vergeven is met name openbaar gekomen in de komst en het werk van de Heere Jezus Christus. Vooral Zijn offer aan het kruis getuigt ervan. Daar gaf Hij Zijn leven; daar stortte Hij Zijn bloed. Daar is de fontein geopend tegen de zonde en de onreinheid. Daar is zichtbaar geworden dat God gaarne vergeeft.
Dat Evangelie laat God verkondigen, opdat de zondaar het weten zou. Bovendien geeft God Zijn Geest opdat de boodschap van Gods vergevende genade zou worden geloofd door schuldige zondaren en opdat zij er in de weg van het geloof waarlijk deel aan zouden krijgen.
Zo zorgt God ervoor dat de vergeving ook beleefd wordt. En dat de schuldige ervaart dat God inderdaad gaarne vergeeft. Dat Hij vergeeft met heel Zijn hart.
Hoe krijgt de zondaar er dan deel aan? Hij mag er om vragen. Hij mag tot de Heere komen. Maar dan wel met de belijdenis van zonden. Erken het eerlijk voor Hem wat we hebben misdaan. “Die zijn overtredingen bekent en laat, zal barmhartigheid verkrijgen” (Spreuken 28: 13). “Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons vergeve en ons reinige van alle ongerechtigheid” (1 Joh.1: 19).

En verder is de Heere van grote goedertierenheid. Dat komt duidelijk uit in het feit dat Hij gaarne vergeeft. Maar niet alleen daarin. Er is ook genade die heiligt. En er is genade die leidt. Er is genade die vertroost. Ja, er is genade in elke nood en voor alle omstandigheden. Er is een volheid van genade. Groot van goedertierenheid is God. Er is geen eind aan. Laten we – nu we zulke getuigenissen hebben in de Schrift – toch niet klein van God denken. Daar doen we Hem oneer mee aan en daarmee berokkenen we onszelf schade.
Voor wie is God dit? Wie leren Hem nu zo kennen? Wie ondervinden dit? Allen die Hem aanroepen. Allen die Hem nodig gekregen hebben en vanuit die nood tot Hem vluchten. Die niet langer bij Hem vandaan kunnen blijven. Die in Hem gingen ontdekken alles wat zij voor hun arme ziel nodig hebbend uit de nood leerden roepen. Die het Woord dat van Hem spreekt leerden gebruiken en die erdoor vrijmoedigheid kregen om tot Hem te vluchten. Nee, dat is niet slechts voor twee of drie. De tekst zegt voor allen die Hem aanroepen. “Wie Hem aanroept in de nood, vindt Zijn gunst oneindig groot.” Zo was Hij in Davids tijd. Zo is Hij vandaag nog. Hebt u daar weet van? Hebt u Hem zo leren kennen?

Ds. P. den Butter

Geplaatst in Meditaties.