“De God nu des vredes…..” Hebr. 13:20a
Mensen zitten met de vraag: wie en wat is God? Adam in het paradijs niet. Hij wist, hij kende. Door de zondeval is God de onbekende God geworden.
Zelfs kan men zeggen of denken: er is geen God. Echter Godloochenaars worden niet geboren. In ons hebben we allen nog een zeker godsdienstig besef, een bepaalde overtuiging dat er een God is. Evenwel – daar kunnen we alle kanten mee op. ’t Geldt hier: zoveel hoofden, zoveel zinnen. We creëren ons een God zoals we die willen hebben. De één zegt: dit is God, en de ander: zo is God. Dit geeft aan het niet-meer-weten; de duisternis waarin wij door eigen schuld zijn terecht gekomen.
We zijn voor het antwoord op de vraag: wie is God, aangewezen op het Woord. En op dat Woord alleen. Zoeken we van binnenuit een antwoord dan houden we een afgod over. En die vererend, plegen we afgoderij en zijn we op een dwaalspoor. Het einde daarvan is de eeuwige dood.
Dat Woord moet open in ons leven, en gevouwen handen daarboven. Het Woord, het geïnspireerde Woord, Gods Woord, is de rijkdom die we mogen hebben. In de kerk, in het huisgezin, in ieders leven. Alleen – dat Woord is voor ons gesloten. We verstaan het vanuit onszelf niet. Wij zijn vleselijk geworden, en het Woord is door en door geestelijk. Alleen door de Heilige Geest gaan we het Woord verstaan, leren we de enige, ware God weer kennen.
God is kenbaar, zo belijden we, en wel door twee middelen. Door de natuur, Gods schepping. Maar méér volkomen en méér duidelijk door de Schriftuur. God wordt weer gekend door Zijn Woord en Geest.
In het slot van de Hebreeënbrief wordt God genoemd: de God des vredes. God maakt Zich hier bekend als de God van de vrede. Het woord vrede is in het Grieks eirènè en in het Hebreeuws sjaloom.
Nu ga ik er niet over redetwisten of Paulus de brief aan de Hebreeën heeft geschreven. Ik zeg alleen dat u die benaming van God in de brieven van Paulus vaak tegenkomt.
U weet dat de engelen in de Kerstnacht zongen van de vrede. Beter gezegd: ze constateerden die vrede. En ze brachten daarvoor God de eer en de heerlijkheid. God maakte in de Kerstnacht vrede voor mensen van het welbehagen. Het woord vrede voert ons terug naar de eeuwigheid vóór de grondlegging der wereld, naar de Raad des vredes. Toen werd het verbond der verlossing opgericht tussen God de Vader en God de Zoon en God de Heilige Geest. Op grond van die overeenkomst – ik druk mij heel menselijk uit – werd God de God van de vrede.
Door de zondeval kwam er de breuk met God. God heeft ons niet meer, en wij hebben God niet meer. We zijn God kwijt. We staan niet meer in contact met de hemel. We zijn niet meer in gemeenschap met God. De hemel heeft zich boven ons gesloten.
Door de zondeval is er ook een breuk tussen mensen onderling. Alles is van z’n plaats af. Grenzeloze disharmonie. De mens van nature is geneigd God en zijn naaste te haten. De wereldgeschiedenis toont ons de gevolgen ervan. Tot vandaag toe zijn die gevolgen zichtbaar. En dat ondanks het opkomen voor de rechten van de mens, ondanks Amnesty International, ondanks het spreken over vrede en gerechtigheid. Ongeboren kinderen worden koelbloedig weggesneden. Weg ermee; ze zijn niet gewenst. De zwakken in de samenleving worden lastposten. Ze kosten te veel, en daarom laten we hen een “goede” dood sterven.
O neen – niet wij maken vrede. Al lopen vredesactivisten met hun spandoeken door de straten van de grote stad. Als de mens zich voor de vrede gaat inspannen dan is het resultaat: al meer een hel. Schreeuwde Hitler vóór de tweede wereldoorlog ook niet over vrede? Wij zijn kort van memorie. We vergeten de lessen van de geschiedenis o zo snel. Er is geen vrede buiten God om en zonder God. God is de God van de vrede. De vrede is alleen van Hem, is alleen uit Hem, is alleen door Hem.
Die vrede houdt zoveel in, dat woorden tekort schieten om dit aan te geven. Door die vrede wordt de breuk met God geheeld. Niet slechts de toestand van oorlog houdt op. O zeker – dat ook. Van nature staan we met onze wapens tegenover God. In het kamp van Gods grote tegenstander – de satan – terecht gekomen, vechten we voortdurend tegen God; en we vechten ons liever dood dan te buigen voor en onder God.
Door die vrede komt alles weer op z’n juiste plaats. God God en de mens mens.
Door die vrede is er een geopende hemel, weer gemeenschap met God. Is er weer harmonie. Tussen God en de mens, en tussen mensen onderling.
Door die vrede hebben we God weer terug en heeft God ons weer terug. Hier in beginsel.
Maar omdat God de God van vrede is, zal straks alles door de vrede bloeien. Straks volkomen herstelling. Geen breuk meer, geen scheiding meer, geen gesloten hemel meer. Hemel en aarde ten volle weer vereend.
God maakt Zich door Zijn Woord bekend als de God des vredes. Neen – u maakt Hem niet zo. Door niets van u. Zo is Hij. Reeds in de eeuwigheid geworden. Hoe kostelijk is die Naam die Hij Zichzelf gegeven heeft. Wat een Godsopenbaring is hier. Hij is de God des vredes! Zo noemt Hij Zichzelf, opdat u zou weten wie Hij is.
Is dit nu geen wonder? Wij God moedwillig de rug toegekeerd. Wij vijanden van God. En nu Hij Die Zichzelf zó bekendmaakt!
Heeft Hij het vrede voor u gemaakt? Hebt u de vrede van Hem ontvangen? Er is geen kostbaarder goed dan die vrede! Door die vrede God weer terug, de gemeenschap met God de bron van vreugd.
Het is de vrede die alle verstand te boven gaat. Dat betekent: u kunt die vrede niet verstaan, niet begrijpen. ’t Is een zaak van beleving. En vanuit die beleving kunnen we er toch stamelend over spreken. ’t Geeft de aanbidding, de verwondering.
Weet dit: wordt het in dit korte leven geen vrede tussen God en uw ziel, dan is de scheiding met God straks onherroepelijk, eeuwig.
Welk een pleitgrond hebt u nu in die Naam van God. ’t Is om de Heere aan te lopen als een waterstroom. Om de Heere te smeken: och Heere, geef die vrede.
Nu denk ik aan Jeremia 29:11: “Want Ik weet de gedachten, die Ik over u denk, spreekt de HEERE, gedachten des vredes, en niet des kwaads, dat Ik u geve het einde en de verwachting.” Dat zijn woorden uit de brief die Jeremia moet schrijven aan de ballingen te Babel. Aan mensen ver weg van Jeruzalem, uit Gods gemeenschap verbannen vanwege de zonde. O, wat is dat woord rijk! God heeft gedachten des vredes en niet des kwaads! Zo mag u ten volle weten wie de God van het Woord is.
Mag het nu zijn: hopen op die God?
“Ik roem in God; ik prijs ’t onfeilbaar woord;
Ik heb het zelf uit Zijnen mond gehoord”.
Ds. P. van Zonneveld.