“Zalig zijn de armen van geest, want hunner is het koninkrijk der hemelen”
Mattheüs 5:3.
Het gaat hier over mensen die arm zijn naar de wereld en die in tijdelijk opzicht veel gebrek hebben, er zijn immers genoeg armen, die God niet nodig hebben. Het gaat ook niet over de zogenaamde armen van geest: mensen die verstandelijk niet veel in hun mars hebben. Het gaat over armen van geest.
Wat zijn dit voor mensen?
Hun armoede raakt niet de buitenkant, maar hun innerlijk. Dat wil zeggen hun verhouding tot de Heere. Eigenlijk staat er bedelarm. Een bedelaar is iemand, die iedere dag zijn armoede beleeft. Hij heeft er last van. De armoede drukt hem… Zo zijn er ook in geestelijk opzicht mensen, die arm geworden zijn. Bedelaars. Ze zijn dat geworden. Van nature is de mens dat niet. Althans, hij is het wel, maar hij beleeft het niet. Maar als Gods Geest een mens gaat bearbeiden, dan wordt zo’n mens arm. Hij krijgt aan alles gebrek. Innerlijk wordt hij arm. Arm naar geest. En dat gemis wordt gevoeld. Als God in ons gaat werken, worden we bedelaars.
Wat gaan we dan missen?
Bijvoorbeeld heiligheid. We gaan zien, dat we van jongs af Gods geboden hebben overtreden. Onze zonden komen ons voor de geest en we leren bidden: “Schep mij een rein hart, o God.” We missen ook gerechtigheid. God laat ons onze schuld zien, en ook, dat we geen cent hebben om die schuld te betalen.
We missen geestelijke kennis. We weten geen weg meer. We kunnen het zelf niet meer. Een ander moet het ons zeggen. Heere, leer mij Uw weg. Kortom, we worden arm aan God. Wij zijn God kwijt. Dat gemis gaat schrijnen, want we kunnen God niet missen. We gaan hem zoeken met smart in ons hart. Van zulke mensen wordt gezegd, dat ze zalig zijn.
Dat zegt niet de wereld. Die begrijpt hier niets van.
Dat zegt ook niet ons eigen hart. dat voelt zich alleen maar ongelukkig.
Dat zegt Jezus. Zalig zijt ge, als ge als een bedelaar uw hand moet ophouden. Jezus spreekt zalig. En dus is het onomstotelijk waar.
Zalig, als we geen heiligheid en gerechtigheid hebben en als we God missen. Zalig als we onze armoede voor God beleven.
Waarom zalig?
Want hunner is het koninkrijk der hemelen. Het koninkrijk dat is de aanwezigheid van God Zelf. De gemeenschap met God. Dat was de rijkdom van het Paradijs. Maar door de zonde eerbiedigt de mens Gods Koningschap niet meer. God zoekt echter de mens weer op. In Christus. Zijn Koninkrijk daalt neer in de komst van Christus. Dat Koninkrijk is in Christus belichaamd.
In dat Rijk is geen armoede meer. Alleen rijkdom.
Wat voor rijkdom?
Rijkdom aan heiligheid. Heilige woorden, werken, gedachten en begeerten. Rijkdom aan gerechtigheid. Vergeving van zonden: lange witte klederen: de mantel der gerechtigheid. Rijkdom aan kennis. Hier ken ik ten dele: daar volkomen. Rijkdom in God. God alles en in allen. God ons deel tot in eeuwigheid. Die zaligheid is niet pas in de toekomst. Het beginsel wordt hier al beleefd. Op deze zal ik zien, op de arme en verslagene van geest en die voor Mijn Woord beeft. God woont bij de nederigen van hart en de verbrijzelden van geest. In Christus mogen ze God terugontvangen.
Geldt dit Woord van de Heiland ook voor u?
Of bent u rijk en verrijkt? Dat is de tegenstelling van arm. Maar dan geldt van u ook de tegenstelling van zalig. En dat is : rampzalig. Bekeert u dan en gelooft het Evangelie. Het Evangelie van God die de nederigen troost.
Ds. P. den Butter