Orgel

Iets over de geschiedenis en de waarde van ons orgel

Het orgel dat thans de Christelijke Gereformeerde kerk van Doornspijk siert, stond tot 1990 in de Oud-katholieke St. Jacobuskerk te Utrecht. Dit kerkgebouw werd in dat jaar afgestoten.

Het instrument, geplaatst in een eenvoudige neo-gotische kast, dateert uit 1879 en werd vervaardigd door de Utrechtse orgelbouwer Johan Fredrik Witte (1840-1902). Witte was de laatste telg uit het fameuze orgelbouwersbedrijf Batz-Witte en nam de leiding over in 1873, toen zijn vader overleed. Dit bedrijf was werkzaam van 1739 tot 1902.

De kwaliteit van het werk van Witte is goed weergegeven in een ‘in memoriam’ dat zijn collega M. Maarschalkerweerd in 1902 schreef. ‘De nu betreurde overledene muntte boven alles uit in soliditeit, accuratesse en vasthoudendheid aan eenmaal als uitmuntend erkende  stelsels; moeilijk was hij te bewegen de allernieuwste vindingen der orgelkunst toe te passen, ofschoon hij dit toch waardeerde…’

De Oud-katholieke parochie kon zich een nieuw orgel veroorloven dankzij een bijdrage van f 4.000,- van mevrouw Petronella van Oort, weduwe van Cornelis Kinnegim. Een herinneringsplaat aan de achterzijde van het instrument herinnert hieraan. Het contract tussen het kerkbestuur en Witte werd in december 1878 getekend. Volgens artikel 3 moest het orgel ‘geheel gereed en bespeelbaar afgeleverd worden vóór Paaschen van het jaar 1800 tachtig of zoveel vroeger als mogelijk zal zijn’. De inwijding vond plaats op 10 augustus 1879. Het oude orgel werd overgedaan aan een van de zustergemeenten te Amsterdam. Witte hield het instrument tot zijn dood in onderhoud. Deze taak werd eerst overgenomen door G. Spit uit ‘s-Gravenhage en later door J.C. Sanders uit Utrecht.
Beiden hadden hun opleiding nog in de werkplaats van Witte genoten.

In de jaren na de Tweede Wereldoorlog bestond er weinig waardering voor negentiende-eeuwse orgels. Veel instrumenten van Witte en zijn tijdgenoten zijn toen gesloopt dan wel ingrijpend gewijzigd. Het Utrechtse/Doornspijkse instrument is evenwel goed bewaard gebleven.

In 1971 is het orgel gerestaureerd door de firma K.B. Blank & Zoon uit Herwijnen. Aardig is hierbij te vermelden dat de fa. Blank een voortzetting is van de bovengenoemde fa. Sanders, zodat het onderhoud van het instrument in feite altijd in handen van Witte en zijn opvolgers is gebleven. Naar huidige maatstaven was de restauratie van 1971 enigszins gedateerd. Zo werden in de laden zgn. ‘telescoophulzen’ aangebracht om het instrument beter bestand te maken tegen klimatologische invloeden. Bij de overplaatsing naar Doornspijk zijn de aanpassingen uit 1971 ongedaan gemaakt. De kast is vervaardigd van vurenhout en werd opnieuw in imitatie-eiken geschilderd. Bij de laatste restauratie zijn de beide klavieren opnieuw belegd met been, ter vervanging van het aangebrachte kunststof. De magazijnbalg werd opnieuw beleerd. De invoering van het mechaniek werd vernieuwd. Het verwormde plafond werd vervangen. Het pijpwerk werd opgevormd en aanwezige stemschade hersteld. De frontpijpen werden gepolijst en de labia voorzien van bladgoud.

In 2014 zijn delen van de windvoorziening van het orgel vervangen omdat deze uitgedroogd waren. Na de renovatie van de kerkzaal in 2015 is het orgel schoongemaakt, gestemd en opnieuw geïntoneerd.

Dispositie:

Hoofdwerk (Man I, C-f ” ‘):

Bourdon 16′ C-d’ eiken, rest metaal
Prestant 8′ C-f° in het front
Octaaf 4′
Nasard 3′ conisch
Octaaf 2′ overblazend vanaf c’
Trompet 8′ metalen koppen en stevels

 

Nevenwerk (Man. II, C-f ” ‘):

Holfluit 8′ C-H eiken, rest metaal
Viola di Gamba 8′ C-H transmissie Holfluit
Fluit 4′ C-h° Roerfluit, vanaf c’ open conisch

 

Pedaal (C-d’):

Bourdon 16′ transmissie van het hoofdwerk, spreekt permanent

 

Speelhulpen:

Tremulant 1995
Manuaal koppel
Koppeltrede pedaal-hoofdwerk
pedaal-nevenwerk
Ventiel
Windvoorziening magazijnbalg met 2 schepbalgen (handpompinrichting is nog aanwezig)
Winddruk 95 mm Wk
Stemming gelijkzwevend
Toonhoogte 440 Hz bij 18 °C.

 

Sicco Steendam.

 

NAWOORD

Een terugblik in de historie van de Christelijke Gereformeerde kerk te Doornspijk geeft te zien dat het Witte-orgel het tweede pijporgel is dat in het “Rehoboth”-kerkgebouw geplaatst is. Het eerste pijporgel werd in 1981 overgeplaatst vanuit het oude kerkgebouw naar de toen nieuw gebouwde Rehobothkerk. In de zomer van 1986 moest dit Reil-orgel worden vervangen. Gekozen werd voor een tijdelijke oplossing door het tot op de dag van vandaag gebruikte elektronische Heyligers orgel aan te schaffen. In de kerkenraadsvergadering van 8 februari 1993 kreeg de orgelcommissie te horen dat de kerkenraad achter het idee van het realiseren van een ander orgel stond. Vanaf dat moment zijn de nodige gegevens verzameld, is gesproken met orgelbouwers, zijn orgels beluisterd en plannen uitgewerkt. De alternatieven zijn naast elkaar gezet en gekozen is voor het orgel dat het best bij de wensen paste en binnen de mogelijkheden lag. Het uiteindelijke plan werd op 2 mei 1994 in een ledenvergadering van onze gemeente akkoord bevonden. De overeenkomst tot restauratie van het J.F. Witte-orgel werd op 16 mei 1994 namens de kerkenraad ondertekend door ds. D. Slagboom en door orgelmaker Sicco Steendam.

De orgelcommissie schreef in 1995: ‘Het verheugt ons dat op 16 mei 1995, precies één jaar na de ondertekening, het orgel reeds in gebruik genomen wordt. Onze waardering en dank gaan uit naar Orgelmakerij Steendam met haar medewerkers en naar onze adviseur Peter Eilander. Door velen is naar deze gebeurtenis toegewerkt. Uit de bijdrage en hulp van velen blijkt steun en saamhorigheid. Wij zijn een ieder daar zeer erkentelijk voor. Het geeft de orgelcommissie bij haar activiteiten een stimulans en de overtuiging dat zij bezig is voor een gemeenschappelijk doel. Onze gemeente heeft voor de begeleiding van de gemeentezang weer een “echt” orgel. Volgens de echte orgelkenners kan dit historische instrument weer door vele generaties worden bespeeld. Boven alles wensen wij dat dit orgel een waardige bijdrage zal mogen leveren aan de gemeentezang in de eredienst, tot lof en glorie van onze God. Soli Deo Gloria.

Mei 1995,

De orgelcommissie

 

KARAKTERISTIEKE ELEMENTEN VAN HET BATZ-WITTE-ORGEL

Eén van de kenmerken van de Nederlandse orgelbouw in de 19e eeuw is een zekere mate van standaardisatie. Dat is ook in dit orgel merkbaar, bijvoorbeeld aan de dispositie: deze is eigenlijk gebaseerd op een 1-klaviersorgel. Daar voor het begeleiden van de gemeentezang 2 klavieren noodzakelijk geacht werden, zijn 3 “zachte” registers apart bespeelbaar op het nevenwerk voor voor-, tussen- en naspelen. De krachtige stemmen bevinden zich op het hoofdwerk. Hierbij valt op, dat de hogere stemmen als b.v. een Prestant 2-voet en een Mixtuur ontbreken. Dit is, evenals de intonatie met de nadruk op grondtonigheid, typisch 19e-eeuws. Dit geldt ook voor de kast in zijn neogotische stijl, het vlakke front en de versieringen; evenals de typerende pinakels boven op de torens.
De grote waarde van dit orgel is gelegen in de inventiviteit waarmee Witte de standaardisatie vorm gaf met toepassing van eigen vindingen. Eén van deze vindingen is de constructie van het Bourdon 16-voet register. De baskant hiervan staat op een aparte windlade opzij van de hoofdlade en is permanent bespeelbaar op het pedaal. De discant staat op het hoofdwerk. Door het uittrekken van de registerknop Bourdon 16 wordt dit register geheel bespeelbaar op het hoofdwerk.
Via een ingenieus koppelmechaniek, met een eigen walsbord, in werking gesteld door de discantsleep, wordt zo de verbinding tot stand gebracht. Verder moet genoemd worden een mechaniek, waarbij door middel van een voettrede het pedaal naar keuze gekoppeld kan worden aan het hoofdwerk of nevenwerk. Uiteraard ontbreekt ook de manuaalkoppel niet. De conclusie is gewettigd, dat een orgel met monumentale waarde in ere is hersteld. Een instrument, karakteristiek 19e-eeuws, waarbij met grote inventiviteit een maximaal aantal gebruiksmogelijkheden met een gering aantal stemmen is gerealiseerd. De herwaardering van een orgel als dit mag zeker tekenend worden genoemd voor het decennium waarin wij leven. Gelukkig is er weer waardering voor het typerende klankbeeld van het 19e-eeuwse orgel en de bouwers ervan.