“En het zal hun vergeven worden, want het was een afdwaling en zij hebben hun offerande gebracht.”
Numeri 15:25m
In het woord afdwaling gaat het hier eigenlijk over het onwetende zondigen. Dat is dus zonde te doen zonder te weten dat het zonde is. En er is niemand onder ons, die aan deze zonde niet schuldig staat. We kunnen zoveel doen en laten, misschien wel te goeder trouw, doch zonder te weten dat het voor God bestaan kan. Neem eens aan dat de Heere ons al de zonden zal vergeven, die aan ons bekend zijn. Die zijn véle. Overdenk ze maar eens van uw jeugd af. Maar dan zijn daar ook nog de overtredingen, die we zelf niet voor zonde hebben aangezien en die voor Gods aangezicht als een open schuld moeten blijven liggen. Ook een ontdekte zondaar zal tranen tekortkomen om alle zonden te bewenen, want dan zijn er nog de verborgen afdwalingen, die hij zelf niet heeft onderkend en waarvan de dichter spreekt in Psalm 19. Als daarom de genade alleen maar genoeg was voor de aan u bekende zonden, dan
zou het toch nog een verloren zaak zijn zelfs met al de beleden schuld. Daarom moet ook deze schuld bij de Heere verzoend worden. Uit onze tekst blijkt, dat God toch ook een offer vraagt voor al wat in onwetendheid is geschied. De heilige wet eist voldoening van alle zonden. Nooit zal iemand met onwetendheid zijn schuld kunnen bedekken. Zo is er dan bloed nodig voor veel méér dan een zondaar dat zelf weet. Maar wee degenen, die daarin een reden vindt om daaronder gerust te zijn. Want als we daarvan een rechte indruk krijgen, we zullen bang voor onszelf worden. Bang voor ons bestaan, dat in blinde onkunde Gods Geest zo bedroeven kan zonder het zelf teweten. Dan zegt u: “Heere, doorgrond mij, en zie of er bij mij een schadelijke weg is”. Maar ziet, nu lezen we hier in Gods Woord: “En het zal hun vergeven worden”. Dus de Heere heeft ook aan onbekende en onbeleden schuld geacht. Kan de liefde Gods nog verder gaan? De kinderen Israëls moesten voor hun onbekende zonden een offer brengen. En nog vraagt God een offer van Zijn volk voor deze schuld. Niet een offer van dienen, maar een offer des harten, zodat ik ook mijn naaste kan vergeven, die mij in onwetendheid soms zoveel smart kan aandoen. Dat offer zal gebracht kunnen worden naarmate de onwetende zonden voor God tot schuld worden. Ook aan deze vrucht wordt de boom gekend. Onbekende zonden. Nu wordt een zondaar nog groter zondaar dan hij dacht te zijn. Maar nog is er dan geen reden tot wanhoop, want nu heeft diezelfde God in het enige Offer voorzien. Geen verontschuldiging voor onwetende zonden, maar toen dat Offer aan het kruis werd gehangen, was Zijn eerste bede: “Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen”. Deze Hogepriester hebben we nodig, lezers. Die ook voor de onwetende zonden is gestorven en Die in Zijn voorbiddend werk ook aan de verborgen afdwalingen heeft gedacht. Wat is God dan toch groot in het werk der verlossing. Als de zonde al groter wordt, dan wordt de verlossing al groter. Hier worden de blinden geleid in een weg, die zij niet geweten hebben, want er moest veel meer vergeven worden dan zij wisten.
Wijlen ds. F. Bakker