Maar ik zal uitzien naar den HEERE ik zal wachten op den God mijns heils; mijn God zal mij horen
Micha 7;7
Micha is profeet in een donkere tijd. Het volk keert zich af van de Heere en kiest voor een leven zonder God. Het gevolg is een leven waar de mens in het middelpunt staat, een tijd van egoïsme en liefdeloosheid. Daar lijdt Micha onder en hij klaagt zijn diepe nood in vers 1: Ai mij! De tijd waarin wij leven is niet anders dan de tijd van Micha. Als
we om ons heen zien en als we vooral ook in ons eigen hart kijken blijft er toch niet meer over dan Micha’s klacht? Want Micha stelt zich niet boven zijn volk, maar belijdt met de zonden van zijn volk ook zijn persoonlijke zonden: Ik zal des HEEREN gramschap dragen, want ik heb tegen Hem gezondigd (vers 9). Maar midden in de donkerheid van de tijd en midden in zijn klacht mag Micha door het geloof boven alles uitzien: ‘Maar ik zal uitzien naar de HEERE!’ Hoe is het mogelijk dat in Micha’s sombere klanken ineens de jubeltoon klinkt? Het ‘ik zal’ van Micha is niet het eerste ‘ik zal’. In de ontstellende werkelijkheid van de zonde in het paradijs moesten Adam en zijn vrouw Manninne tevoorschijn komen, omdat zij tegen God gezondigd hadden. En daar klonk het Goddelijke ‘Ik zal’: Ik zal vijandschap zetten! Daar beloofde God Zijn Zoon, Die de straf zal dragen, de dood zal overwinnen, de wet zal vervullen. Ik zal!
Daarom mag Micha nu door het geloof ‘van verre zien en omhelzen’ vanwege Gods beloften waarvan hij in hoofdstuk 5 mocht profeteren: Uit u zal Mij voortkomen, Die een Heerser zal zijn in Israël, en Wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid. Micha jubelt Zijn lofzang over de uitzichtloosheid heen: Ik zal uitzien naar de HEERE, de God van Zijn verbond, de Ik zal zijn Die Ik zijn zal, Die Zijn Woord altijd waarmaakt en ik zal wachten op de God mijns heils. De God van mijn redding, van mijn Verlosser, van mijn Christus. Zo mag Micha Zijn kerstlied, Zijn Christuslied zingen in omstandigheden die verdrietig en mistroostig maken. Hij mag weten dat het zeker en vast ligt in Zijn God: Mijn God zal mij horen. Op Hem mag Micha’s vertrouwen gevestigd zijn: Mijn God. De enige God. Micha’s naam is zo bemoedigend: Wie is gelijk aan de HEERE! Van harte wens ik u en jou zo’n kerstfeest toe. Juist als er omstandigheden zijn waar u niet overheen kunt zien, dat u dan mag zingen:
Maar ik blijf den HEER’ verwachten
Mijn ziel wacht ongestoord.
Ik hoop in al mijn klachten
Op Zijn onfeilbaar Woord.
ds. D. van Luttikhuizen