“En Maria zeide: Mijn ziel maakt groot den Heere, en mijn geest verheugt
zich in God mijn Zaligmaker; omdat Hij de nederheid Zijner dienstmaagd
heeft aangezien”
Lukas 1:46-48a
Maria de moeder van de Heere Jezus mocht Kerstfeest vieren toen het nog geen kerstfeest was. Kerstfeest in de Adventstijd. En wat was de grond dan van haar kerstfeestviering? Maria had een belofte ontvangen. De heilsbelofte dat de Messias geboren zou worden. Dat de Messias uit haar geboren zou worden. Zij kon, zij durfde dat eerst niet te geloven. “Hoe zal dat wezen?” zo riep zij vol bewondering uit. Toen werd dat wonder haar verklaard uit het werk van de Heilige Geest en als met onuitwisbaar schrift werd het in haar hart geschreven: “Want geen ding zal bij God onmogelijk zijn”.
Als de Heere door Zijn Geest zo overreedt, zo overtuigt, dan kan het niet anders, maar dan breekt het geloof door. Dat geloof deed Maria dan ook getuigen: “Zie, de dienstmaagd des Heeren; mij geschiedde naar uw woord”. Dat geloof bracht ook die lofzang in haar hart: “Mijn ziel maakt groot den Heere, en mijn geest verheugt zich in God, mijn Zaligmaker; omdat Hij de nederheid Zijner dienstmaagd heeft aangezien”.
Wat een voorrecht om zo Kerstfeest te mogen vieren, in het geloof! Dat geloof maakt God groot als de bron en oorzaak van alle heil en zaligheid. Dat geloof ziet het wonder van Bethlehem verklaard in de eeuwige vredesgedachten van God. Dan valt op het kerstfeest niets in de mens maar alleen in God Drieënig te roemen. Dat geloof leert zelfs in de belofte dat Kind te omhelzen, in de toeëigening voor het hart.
Zo sprak Maria over haar Zaligmaker. Dat Kind moest nog wel geboren worden, maar al voor de geboorte omhelsde zij dat Kind als haar persoonlijk bezit. Dat geloof leert ook de eigen onwaardigheid belijden. Zo sprak Maria over haar lage staat. Ach, zij behoorde maar tot de verachte en vergeten burgers van Nazareth. Haar volk had ook alle luister en heerlijkheid verloren…..Maar God had haar opgezocht in haar lage staat en in die lage staat had de Heere haar de belofte gegeven van het hoogste goed.
Zo brengt het gelovig Kerstfeestvieren ook tot verwondering. Hoe kan het, en dat voor zulk één als ik ben. Moge het zo Kerstfeest worden in ons hart. Zulk een kerstfeest kan alleen geleerd worden in de weg van een kinderlijk geloof. Dan is er geen andere grond voor dat geloof dan de belofte van God. En nu ontving Maria een belofte in haar lage staat, in die lage staat waarin zij en haar volk dreigden om te komen. Zo komt de Heere nog met Zijn belofte, tot de lage staat van onze geestelijke verlorenheid en doodswaardigheid.
Dan moet in die lage staat geleerd worden: “O Heere, ik ben Uw gramschap dubbel waardig”, maar dan wordt juist de prediking van de rijke belofte van God: “Ik heb geen lust aan uw dood, maar Ik heb lust aan uw leven. Ik wil niet, dat gij in het verderf nederdaalt. Ik heb verzoening voor u gevonden”.
Dan wijzen Advent en Kerstfeest heen naar dat Kind, Wiens Naam is Zaligmaker! Dan staat in ons de dood, maar in dat Kind staat een volkomen verlossing. De Heere moge ons door Zijn Geest Kerstfeest leren vieren in het geloof dan leert het geloof ook spellen: “Hij is mijn Zaligmaker”.
Ds. M. Baan