‘Uw inzettingen zijn mij gezangen geweest’
Psalm 119:54
De dichter van dit alfabet op rijm ziet zijn leven als een reis. Hij is onderweg. Waar vandaan en waar naartoe? Waar hij naar op weg is, is zijn Thuis. Nog weer anders gezegd: hij wandelt over de smalle weg die naar de hemel leidt. En hij zingt! Zingend onderweg.
Waarom? Wel, hij let op wegwijzers die hem de weg wijzen. Wegwijzers op beslissende kruispunten die hem bij de hand nemen en hem waarschuwen en bewaren voor verkeerde keuzes. Zo zingt hij al wandelend: Leer mij, o HEER’, de weg door u bepaald.
Bij de laatste woord moet u letterlijk aan palen denken( zoals in Psalm 25 ’s HEEREN goedheid kent geen palen). God Zelf heeft de weg bepaald, voorzien van grenzen waarbinnen veiligheid is. Wie deze bepaling veronachtzaamt, dreigt ieder moment van de weg te raken. Heeft de HEERE zo Zijn geboden niet bedoeld? Zeker, ze beperken in zekere zin onze bewegingsruimte, maar dan wel met het oog op ons heil, ons leven en welzijn. Wat is de zonde toch dwaas. Ik bedoel, wat zijn wij als zondaren toch dwazen. Ons besef van heiligheid en veiligheid is totaal verdwenen. Daarom ergert ons natuurlijke hart zich aan al die wegwijzers. Het is net zo dwaas als de gedachte dat een vangrail langs een ravijn lastig is en onze vrijheid beknot…
De dichter van Psalm 119 is bevrijd van deze last. Hij zingt over deze wegwijzers. Gods geboden zijn z’n gezangen voor onderweg. Waarom? Het geheim van deze dichter is dat hij onderweg is en in de voortdurende aanwijzingen zijn God ziet en hoort. Immers, Gods geboden openbaren Gods karakter. Wie God liefheeft, bewaart daarom Zijn geboden. Hij wil de HEERE behagen. Want dit is de liefde Gods, dat wij Zijn geboden bewaren; en Zijn geboden zijn niet zwaar. ( 1 Johannes 5:3). Als dat leeft, ga je er wel van zingen. Het zijn Geestelijke gezangen. Het is immers de Geest Die Gods Wet in het hart schrijft en zo wordt het waar: Ik zal maken dat gij in Mijn inzettingen zult wandelen,…..(Ezechiël 36:27).
Eén zong het hoogste lied tijdens Zijn reis. Zonder één wanklank bezong Hij Zijn leven naar de wil van Zijn Vader. Voor Hem was het ten volle waar: Uw geboden, Mijn gezangen. Wel, waar Zijn Geest werkt, maakt Hij gelijkvormig aan het beeld van deze Zoon. We stemmen in en leren meezingen. En wat doet het dan pijn, als we nog zo vaak merken dat we wegwijzers negeren. Soms onbewust, soms zelfs bewust. De dichter weet er zelf ook van. Het slot van het lied geeft dat aan. Als een schaap gedwaald. Toch het gebed: zoek Uw knecht.
Het hoogste lied zingen.
Het hoogste lied zingen, dat leren we alleen als wij een toontje lager leren zingen. Daar waar we zien dat onze overtredingen de Zoon verbrijzelen. Daar waar het hoogste recht voltrokken
wordt. Hij Die volmaakt leefde, hing als een vervloekte aan het kruis. Gods geboden liefhebben als gezangen uit liefde tot God zal er alleen kunnen zijn als we zien op het bloed dat Hij gestort heeft tot reiniging van alle zonden. Het bloed dat de stem van de aanklacht van de wet tot zwijgen brengt. Zingend onderweg kan alleen als we over de kruisweg gaan.
Hebben we onze eindbestemming voor ogen? Voor een weinig rust hier op aarde tijdens uw vakantie? Zo ook voor een eeuwige rust in de hemel na uw levensreis? Goede reis!
Prof.dr. M.J. Kater