Geloofd zij de HEERE, dag aan dag overlaadt Hij ons. Die God is onze Zaligheid.
Psalm 68:20
Het is misschien wel het psalmvers dat met de meeste toewijding (en het hoogste volume) in de gemeente gezongen
wordt; “Geloofd zij God met diepst ontzag, hij overlaadt ons dag aan dag met Zijne gunstbewijzen.” Wie die woorden op zich in laat werken, hoeft niet lang na te denken over de vraag waarom dit psalmvers zo geliefd is. Als we door Woord en Geest oog kregen voor Gods grootheid en goedheid, wordt dat zo’n wonder. Dat Hij onverdiende gunsten bewijst aan zondige mensen. En dat niet maar één keer maar dag aan dag! We hebben dus alle reden om die lofprijzing uit Ps 68 tot de onze te maken. Toch is het denkbaar, dat we door allerlei omstandigheden anders zijn gaan aankijken tegen zo’n psalmvers. Als je ziek bent; langdurig of misschien zelfs ongeneeslijk. Of als je anderszins met moeite en tegenslag te maken hebt gekregen. Kun je dan nog wel zo uitbundig meezingen van Gods dagelijkse gunstbewijzen?
In het licht van deze vraag is het nuttig eens goed naar dit psalmvers te kijken. Onberijmd staat er: “Geloofd zij de HEERE, dag aan dag overlaadt Hij ons. Die God is onze Zaligheid.” Wat ons opvalt, is dat de dichter zelf dus niet spreekt van die gunstbewijzen, waar de berijmde Psalm wel van zingt. En als je vervolgens in de grondtekst gaat kijken naar de eigenlijke betekenis van dat woord “overladen” dan ontdek je ook hoe dat komt: dat woord betekent heel letterlijk: “overladen” oftewel “iemand met een last opzadelen”. Zo wordt dat woord elders in de Schrift ook gebruikt als mensen een bepaalde vracht op een lastdier laden. En zo zou de vertaling van deze tekst dus ook
kunnen luiden: “dag aan dag legt Hij ons lasten op”; geen gunstbewijzen, maar moeilijkheden. Daar wordt een kind van God, zoals deze dichter er één geweest is, blijkbaar niet voor bewaard. Daar kan ook na ontvangen genade van alles zijn wat de schouders naar beneden drukt. Maar weet u wat voor de gelovige kruisdrager een grote troost is? Dat die ziekte of die problemen niet op toeval berusten, maar dat de HEERE er de hand in heeft. Want Hij overlaadt os dag aan dag. Dat kan wel eens rust geven, blijkt uit onze tekst. Hoe is dat mogelijk? Is dat niet bovenmenselijk: danken voor moeilijkheden?
Als je dat aan de dichter vraagt, zou hij misschien wel hetzelfde zeggen als die andere psalmdichter: “t is goed voor mij verdrukt te zijn geweest…” Psalm 119. Zonder kruis en druk was ik nooit op de juiste plaats gekomen en gebleven. Dat is een hele grote les, maar het is niet te hoog gegrepen voor wie oog kreeg voor de wijsheid van Gods leiding in zijn leven.
Er is trouwens nog iets, wat het mogelijk maakt, dat ik de HEERE loof en dank terwijl Hij mijn weg juist door een donker dal heeft geleid. Daarvoor moeten we nog eens naar de tekst kijken. Dat woord ‘overladen’ bleek meer dan één betekenis te hebben. Het kan zien op gunstbewijzen maar ook op lasten. Er is nog een derde vertaling mogelijk: “Geloofd zij de HEERE, dag aan dag draagt Hij ons. Die God is onze Zaligheid.” Dat de dichter dat van God kan zeggen, is nu alleen maar mogelijk door dat laatste woord “zaligheid”. In de grondtekst vindt je daarin een naam terug: de naam Jozua. De naam, die ook de Zaligmaker draagt: Jezus, die zijn volk zalig maakt van hun zonden. Dat is de grote Lastdrager. Zo zie ik Hem op Goede Vrijdag Golgotha beklimmen, terwijl het kruis op Zijn schouders
ligt, waaraan de soldaten Hem vervolgens vastnagelen. En als Hij eenmaal aan dat kruis hangt, dan is Hij ook de Lastdrager, want dan drukt in Zijn lijden de zware toorn van God over de zonde op Hem. En door zijn lijden en sterven wordt Hij op die dag het lam van God, dat de zonde der wereld wegneemt, wegdraagt voor eeuwig.
Kent u deze Jezus? Die vraag moet gesteld worden, want als u Hem nog niet hebt omhelsd door het geloof, moet u de lasten die de HEERE u oplegt, alléén dragen. Een lied zegt dan : “Ga niet alleen door ’t leven, die last is veel te zwaar, laat Eén u sterkte geven, ga tot uw Middelaar.” Want als ik Hem mag kennen, dan zeg ik met de dichter: die God is onze zaligheid, door Jezus, de Zaligmaker. En als ik Hem mag kennen, dan leer ik ook te buigen onder de lasten die God mij oplegt, omdat ik weet: Hij weet wat goed voor mij is. En Hij legt niet alleen lasten op, maar Hij draagt ondertussen Zelf ook. Als ik door genade daar weer eens zicht op mag krijgen, dan kan ik zelfs met dat kruis op mijn schouders wel eens zingen. Dan kan ik door Gods genade Zijn lof zelfs zingen in de nacht, daar ik Hem verwacht. Dan kan ik toch met de gemeente Ps. 68:10 zingen. Misschien niet meer zo hard als een ander. Maar wel meer
doorleefd dan vroeger. En terwijl God mij lasten oplegt, blijft Hij mij dragen. Tot het einde toe. Want Hij kan en wil en zal in nood, volkomen uitkomst geven.
Ds. A. van der Zwan