Een onmisbaar kennen.

“En bekennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat, opdat gij vervuld wordt tot al de volheid Gods”   Efeze 3:19

God maakt andere, nieuwe mensen. Hij doet dat van binnenuit. Door de wedergeboorte. Een hater wordt een liefhebber, een vijand een vriend, een biddeloze een bidder. U ziet dat bij Paulus. Eerst een hater, een vijand en een
biddeloos mens. Toen door Gods werk in Paulus een bidder, een vriend, een beminnaar van de Heere, een verbreider van Zijn eer. Door datzelfde werk van God in Paulus werd hij nu ook een voorbidder voor anderen. Een kostelijke zaak! Hij, de gevangene van Jezus Christus in Rome, buigt zijn knieën tot de Vader van onze Heere Jezus Christus, en hij bidt of de Efeziërs mogen bekennen de liefde van Christus. De liefde van Christus ziet u in het Evangelie. Dat straalt die liefde uit. Het spreekt van Zijn komen uit de hemel op deze aarde, van Zijn arm-worden, van Zijn ons-in-alles-gelijkgeworden, van het Zich laten leiden als Lam ter slachting, van het dragen van het kruis, van het Zijn ziel geven tot een schuldoffer. Hij heeft Zichzelf gegeven, overgegeven aan vloek en dood. Overgegeven niet voor vrienden en rechtvaardigen, maar voor vijanden, goddelozen en onrechtvaardigen. Niet gedwongen, maar vrijwillig. Omdat Hij liefheeft. Die liefde bekennen, dat is meer dan kennen of weten of belijden. U kunt op een zomerse dag in de schaduw de warmte van de zon op een thermometer aflezen. U weet dan hoe warm het is. Maar het is wat anders om in de gloed van de zonnestralen zelf te zijn, dan weet u door ervaring hoe warm het is. De liefde van Christus bekennen dat is die liefde ervaren. Door die liefde gebroken te worden en wenend aan Zijn voeten te komen, om Zijn liefdeshand te mogen voelen op het  zondaarshoofd, om Zijn liefdesstem te horen: Mijn zoon, Mijn dochter, wees welgemoed, uw zonden zijn u vergeven; Ik heb Mijzelf in uw plaats gegeven; Ik voor u , daar gij anders de
eeuwige dood had moeten sterven. O, wat is er toch veel kracht in het ongeloof om staande te blijven tegenover zoveel liefde. Wat kan het ongeloof toch koud redeneren: heeft Hij ze dan allen liefgehad? Paulus weet wat het ongeloof vermag. Vanuit zijn eigen leven. Vanuit zijn ervaring als dienaar van het Evangelie van Jezus Christus.
Vandaar dat hij God bidt of de Efeziërs mogen bekennen de liefde van Christus. Die liefde gaat de kennis te boven. Niemand raakt daarin ooit uitgestudeerd. Het kennen blijft altijd ten dele. Nooit kan ons verstand deze liefde omvatten of doorgronden. Zo groot is deze liefde. Wat David zegt omtrent Gods alomtegenwoordigheid en
alwetendheid, moet ook hier gezegd worden: “De kennis is mij te wonderbaar, zij is hoog, ik kan er niet bij.”
Wie zichzelf leert zien in de spiegel van Gods wet, wie zich zondaar weet, wie zichzelf kent in zijn vijandschap tegen God en Christus en de liefde van Christus bekent, die kan hoogstens in zijn aanbidding stamelen: waarom, waarom, o Heere, hebt Gij mij liefgehad? Het enige antwoord daarop is: vanwege de eeuwige, vrije, verkiezende liefde van Mijn Vader; en dat gaat de kennis dan helemaal te boven. Slechts verwondering over dat wat niet te begrijpen is.
Het bekennen van de liefde van Christus heeft een heerlijk doel. Het geeft een kostelijke vrucht, het vervuld worden tot al de volheid van God. Vervuld zijn we dan van nature ook wel. Vervuld met de dingen van het leven, met zijn zorgen en met zijn genietingen. Vervuld met de gedachten aan de zonde, vervuld met het bedenken van het vlees, dat vijandschap is tegen God. Maar uiteindelijk – wat zijn we leeg. Een lege ziel, een leeg hart, een leeg leven. Een leegheid die ons zo verschrikkelijk arm doet zijn, arm aan echt geluk, ware blijdschap, arm aan ware kennis van God.
Dan pas echt worden we van lege vol, als de volheid die bij God is, in ons komt. De volheid van de genadegaven, van
genadewerkingen, van genadekrachten. Een volheid, dit wil zeggen het is teveel om op te noemen. Wie de liefde van
Christus bekent, komt niet tot wanhoop als hij al meer ontdekt wordt aan de verdorvenheid van het hart, aan het zwaar en menigmaal overtreden hebben, aan zijn liefdeloosheid en ontrouw, als de satan zijn pijlen afschiet, als satan opeist, als het geweten aanklaagt en veroordeelt. Wie de liefde van Christus bekent, wordt vervuld met
vertrouwen op Zijn liefde, die niet loslaat. Wie die liefde van Christus bekent, wordt vervuld met lijdzaamheid, die bevinding en hoop werkt, en hoop die niet beschaamd wordt. Wie de liefde van Christus bekent, krijgt God, Die Christus gegeven heeft, hartelijk lief, en Zijn wil en Zijn wet. Wie de liefde van Christus bekent, wordt vervuld met liefde tot medezondaren. De nood van anderen wordt mijn nood. Hun lijden, mijn lijden. Hun zuchten, mijn zuchten. Wie de liefde van Christus bekent, wordt vervul met de vertroostingen van de Heilige Geest.
Vertroostingen van de vergeving van de zonde, van de gemeenschap met God, de Vader, vertroostingen van eeuwige
zaligheid. Ach, werd de liefde van Christus vandaag maar meer bekend. Rijke vruchten zijn daaraan toch verbonden. Hoe zou het er anders uitzien. Tweedracht en ruzie vluchten weg. Zelfs van de gezichten zou spoorloos verdwijnen al het ongenoegen, wrevel, haat en nijd. Laten we toch met de apostel Paulus meebidden het gebed tot de Vader van onze Heere Jezus Christus. Hoe we de liefde van Christus leren bekennen? In de schaduw van Zijn kruis, in het aanschouwen van Zijn enige offerande. Daar te staan beladen met de zonde en met de schuld van de zonde. Daar te staan, met een leeg hart, een leeg hart dat door niets anders meer te vullen is. Bid met de apostel Paulus dat de
Vader van onze Heere Jezus Christus u daar brengt. Bid zonder ophouden, want het bekennen van de liefde van
Christus is onmisbaar. O, als dit gemist wordt, dan zullen we straks moeten bekennen de toorn van het Lam; de toorn, omdat we zijn staande gebleven tegenover Zijn liefde.
Wijlen ds. P. van Zonneveld

Geplaatst in Meditaties.