´de grote werken Gods spreken.´
Handelingen 2:1
God wordt in Zijn werken groot gemaakt en geprezen. Dat is waartoe Pinksteren ons brengt. Waar we vanuit onszelf nooit toe zullen komen! Is dat uw nood al geworden? De werken van God worden geroemd. De grote werken Gods hebben hun centrum in Christus. Dit blijkt uit de context. God heeft door Jezus wonderen en tekenen gedaan (vs 22), heeft Hem overgegeven (vs 23), Hem doen opstaan 9vs 24), verhoogd (vs 33) en tot een Heere en Christus gemaakt (vs 36). Dit ‘spreken’ van de ‘grote werken Gods’ gebeurt met Pinksteren. Door Pinksteren…..! Daarin ligt een belangrijke les. Zonder de Heilige Geest worden de werken Gods niet geroemd. Door de Heilige Geest staat Christus centraal.
De discipelen hebben heel veel mogen leren van Christus de Opgestane en door het geloof mogen zien op Christus Die ten hemel voer. Hun hart is vervuld met grote blijdschap. Ze hebben Zijn woord dat Hij de belofte van de Vader (de Heilige Geest) zal zenden. In gehoorzaamheid aan deze woorden zijn ze gegaan naar Jeruzalem om daar te blijven, om daar biddend te verwachten. Dat is vrucht van Hemelvaart. Blijdschap in plaats van droefheid. Gebed in plaats van wanhoop en verslagenheid. Kennen we iets van deze vrucht van Hemelvaart in ons leven (Lukas 24:55,53)?
De discipelen zijn bijeen : biddend werkzaam met de belofte van het zenden van de Heilige Geest (Lukas 24:49). Hebben wij al ingeleefd dat we de Geest nodig hebben? Werkzaam zijn met de belofte dat de Heilige Geest bij God vandaan komt: uitgaande van de Vader en van de Zoon.
Deze nood verbindt aan de ten hemel gevaren Christus. De inleving van deze nood is niets anders dan buigen voor Zijn onderwijs zoals dat staat in Johannes 3: De Heilige Geest als auteur van de wedergeboorte, van geestelijk leven in zondaren. Waren de discipelen dan nog niet wedergeboren? Jazeker!
Door de Heilige Geest zijn ze getrokken. De Heere Jezus heeft het immers geleerd: ‘Niemand kan tot Mij komen tenzij dat de Vader, die Mij gezonden heeft, hem trekke.’ Maar juist wanneer we getrokken zijn tot Christus zullen we de noodzaak van het doorgaande werk van de Heilige Geest al meer inleven. Dan kan ik niet rusten op datgenen wat geweest is – ook al kan geen leed dat uit mijn geheugen wissen – maar dan ben ik aangewezen op de woorden en daden van de Heere. Dat geeft aanhoudend gebed!
Opmerkelijk is dan ook dat de uitstorting van de Heilige Geest juist bewerkt dat de plaats van Christus daarin helder wordt gezien en beleden. Dat de Geest van Christus uitgaat wordt dan op een rechte wijze verstaan. We lezen immers in vers 33: Hij dan door de rechterhand Gods verhoogd zijnde, en de belofte des Heiligen Geestes ontvangen hebbende van den Vader, heeft dit uitgestort dat gij nu ziet en hoort,´ De Heilige Geest verheerlijkt Christus en stelt Hem centraal. Dan mag ik Christus door de Heilige Geest kennen als Middelaar van verwerving en van toepassing. Hij, Die het heil verworven heeft, deelt het ook uit! Dat is voor een aan zijn eigen onmacht en onwil ontdekte zondaar de mogelijkheid van zalig worden. Daar van te spreken en daar in te roemen is vrucht van Pinksteren.
Hierin moeten we wel onderscheiden: tussen hen die voor het eerst met al hun zonden, met hun schuld zó het oog slaan op Christus, en tussen hen die de ten hemel gevaren Christus door het geloof mogen kennen en niets anders meer kunnen dan Zijn beloftewoord Hem voor te houden. De vervulling van dit beloftewoord, het ontvangen van de Heilige Geest, loopt uit in het spreken van de grote werken Gods. Dit gebeurt ook al in het begin van het genadeleven. Maar des te meer en krachtiger is het wanneer het persoonlijk werkelijkheid is geworden dat de Heilige Geest ´ook aan mij gegeven is´(Heid. cath zondag 20).
Ds A. Hoekman