“Naar onze wet moet Hij sterven”
Johannes 19:7
Tot driemaal toe had Pilatus moeten vaststellen: “Ik vind geen schuld in Hem”. Vastberaden dwingt Pilatus de Joden om met hun eigenlijke aanklacht tegen Christus voor de dag te komen. “Wij hebben een wet en naar onze wet moet Hij sterven”, zo klinkt het uit hun monden. Pilatus was verplicht om het joodse volk de vrijheid te geven om overtredingen tegen de joodse wet ook overeenkomstig die joodse wet te straffen. Alleen als het ging om het leven van de wetsovertreder had de Romeinse overheid de beslissende stem. Nu volgens de joden zulke belangrijke dingen op het spel stonden, wilden ze dat Pilatus zich naar hun wet zou schikken. Wie immers beweerde gelijk te zijn aan God, was volgens de joodse wet des doods schuldig. Inderdaad heeft Jezus Zich de Zoon van God genoemd. Hij heeft dat steeds duidelijker gepredikt. Formeel hadden ze dus het gelijk aan hun kant toen ze riepen: “Naar onze wet moet Hij sterven, want Hij heeft Zichzelf Gods Zoon gemaakt.” Zij konden en wilden Hem immers niet zien als de Middelaar Gods en der mensen. Aan zulk een Middelaar hadden ze trouwens helemaal geen behoefte.
Hoe kwam het nu dat er voor zulk een Middelaar geen plaats was in hun hart? Omdat zij met al hun rechtzinnigheid wel de overtredingen van een ander konden signaleren, maar niet bij zichzelf. Bovendien meenden ze met hun stipte wetsbetrachting toch wel aardig tevreden te mogen zijn over hun eigen positie tegenover God. Maar….is dit eigenlijk ook niet het punt waar het bij ons op vast zit? Hoe vaak stellen we niet tevreden bij onszelf vast dat het nog wel wat meevalt met ons leven. Kijk eens naar die of die….Niemand is volmaakt, maar dan valt het bij mij nog wel een beetje mee. Had men echter iets van de geest van de wet verstaan, dan had men zichzelf moeten aanklagen. Wie immers door Gods Geest voor de eis van Gods Wet wordt gesteld, moet erkennen voor Gods heilig oog een doemschuldige te zijn. Tegen al de geboden gezondigd en geen ervan gehouden en…nog steeds tot alle boosheid geneigd. Dan krijg ik niet met een ander te doen maar met mezelf. Dan slaan de woorden van Nathan in, in mijn hart: “Gij zijt die man!” Zo moeten we ook bedenken dat ieder mens van nature schuldig staat aan die eis waar de Joden over spreken. In het paradijs, in Adam wilden we allen als God zijn. En…als God willen zijn, dat betekent volgens Gods wet de dood te moeten sterven.
Ach lezer, laten we eerlijk zijn: dat willen we niet. Om zelf “naar onze wet” een des doodsschuldige te zijn, neen, dat smaakt mij niet. Daar wil ik echt niet aan. Dat gaat me veel te ver. Dan is het veel gemakkelijker om het bij een ander te signaleren en te constateren. Dan kan ik zelf buiten schot blijven. De Heere geve door Zijn Heilige Geest ontdekkend licht dat we persoonlijk met Gods wet te maken krijgen. Dan wordt het immers geestelijke beleving: “Ik ben door Uwe wet te schenden, krom van lenden.” De vraag komt op ons af: “Waaruit kent gij uw ellende?”
Hoe wonderbaar wordt dan voor zulken Gods getuigenis! Hoe wonderbaar wordt dan voor zulken het Lijdensevangelie! Dat spreekt mij immers van Hem, Die volkomen rechtvaardig was en geen zonde gekend, noch gedaan heeft, maar voor des doodsschuldigen tot zonde gemaakt wilde worden. Hij moest de dood sterven, alsof Hij de Goddelijke eer had aangerand. Sta hier eens een ogenblik bij stil: de onpeilbare liefde van Christus tot de Wet van God. Naar die Wet moest Christus inderdaad sterven. De overtredingen werden op Hem geladen.
U, die dit leest, hebt u er iets van leren verstaan dat u het doodsvonnis waardig bent? Het Avondmaalsformulier zegt: “Onschuldig ter dood veroordeeld, opdat wij voor het gericht Gods zouden vrijgesproken worden”. In Hem is er behoud voor hen die schuldig staan aan Gods wet. Buigt u niet in waarheid des harten voor Hem? Weet dan dat Hij u toch eenmaal naar Zijn Wet zal oordelen. Vreselijk om dan voor eeuwig in de rampzaligheid gewaar te worden: naar Gods wet ben ik des doods schuldig.
Het zou ook voor u en voor mij dit jaar wel eens de laatste keer kunnen zijn dat we in de lijdenstijd naar Goede Vrijdag en Pasen heen leven. Mocht het voor u en voor mij werkelijk Goede Vrijdag zijn/worden. Mocht de paasjubel in onze harten weerklinken: “Jezus leeft”. Haast u dan om uws levenswil; de Wetsvolbrenger en de Wetsvervuller Jezus Christus roep u toe: “Wendt u tot Mij en wordt behouden”.
ds. A. van der Weerd