“Geloofd zij de Heere; dag bij dag overlaadt Hij ons.”
Psalm 68:20a
Er is reden de Heere te loven als er voorspoed mocht zijn in de achterliggende tijd. Reden de Heere te danken voor het feit dat er eten en drinken mocht zijn, dat het werk verricht mocht worden in de maatschappij en in de kerk.
De Heere heeft Zijn Woord gegeven en gelaten. Er mocht dagelijks uit de Bijbel gelezen worden. Wekelijks mocht Gods Woord worden verkondigd. De bearbeiding van harten door Woord en Geest mocht voortgaan. Voor het eerst of opnieuw heeft de Heere onderwijs gegeven, ontdekkend onderwijs, bemoedigend en vertroostend onderwijs. Ook in tegenspoed is er toch reden de Heere te erkennen voor wat Hij gaf en liet? Als u alleen bent komen te staan, of reeds langere tijd alleen staat, ontvangt u toch nog veel uit de hand des Heeren? Wij zijn zo geneigd om op het gemis – dat heel erg kan zijn! – eenzijdig te staren. Maar er staat aan de andere kant toch veel tegenover? Wellicht zijn er kinderen, familieleden, bekenden of vrienden die naar u omzien. En dat is nog niet eens het voornaamste. Het allergrootste is als u hebt mogen ondervinden dat de Heere van u afweet en naar u omziet. Wat is het een wonder, Zijn nabijheid te mogen ervaren. Wat is het een wonder door Zijn goedheid kracht naar kruis te mogen ontvangen, een wonder het te mogen belijden, staande achter een moeilijke periode: “De Heere heeft gedragen en ondersteund. Hij was aan mijn zij” en “Hij overlaadt ons, dag aan dag met Zijn gunstbewijzen”.
Wie alles gewoon en vanzelfsprekend vindt, onderschrijft dit niet met zijn hart. Waar ontdekking en verootmoediging mag zijn, wordt het verstaan: “dag bij dag overlaadt Hij ons”.
Daar is in de mens geen reden toe. In zichzelf is hij enkel onreinheid en zelfbedoeling. Dagelijks overtreedt ieder mens de geboden des Heeren. Hoe diepe daaronder gebogen mag worden, hoe groter wonder het wordt dat de Heere in de achterliggende tijd ons heeft willen gedenken. De Heere overlaadt Zijn kinderen met gunstbewijzen en zegeningen. Dat kan alleen omdat op Christus de zonden der Zijnen geladen zijn. Hij heeft plaatsvervangend de toorn Gods willen dragen om de zegen voor Zijn Kerk te verwerven.
De Heere schenkt gaven aan wederhorigen. Zij worden ontdekt aan hun wederhorigheid en leren smeken om genade en ontferming, en dan schenkt de Heere op het gebed wat zij nodig hebben.
Erg is het wel over die wederhorigheid te horen preken en spreken, maar die niet te beleven. U bent nog in het heden der genade. Moge de Heere de middelen rijk zegenen, opdat u als een wederhorige, als een veroordelenswaardige, uw Rechter om genade mag leren smeken en oog mag krijgen voor Christus, Die als een wederhorige gerekend wilde worden, om voor wederhorigen gehoorzaamheid te verwerven en aan hen te schenken. Opdat vijanden mogen gaan buigen voor God en Hem mogen gaan danken voor Zijn eenzijdige soevereine ontferming.
De Heere overlaadt in de genade klein en groot. Wat is Hij goed voor hen in dit leven.
Maar er wacht meer! Het is hier nog maar een voorsmaak. De Heere geeft naar Zijn welbehagen de volkomen zaligheid op grond van het volbrachte Borgwerk van Christus. Hij is de enige en volkomen Zaligmaker. Hij verlost van het grootste kwaad en brengt tot het hoogste goed, dat is tot de volkomen zaligheid. De Heere zal daar Zelf de eer van ontvangen. Van die zaligheid geldt: “Door U, door U alleen, om ’t eeuwig welbehagen”.
Ds. A. van Heteren