En het geschiedde, terwijl Mozes zijn hand ophief, zo was Israël de sterkste…
(Exodus 17:11)
“Door één mens is de zonde in de wereld gekomen en door de zonde de dood. De dood is tot alle mensen doorgegaan”. Wat een verstrekkende gevolgen heeft die ene daad van die ene mens Adam voor zijn ontelbaar nageslacht! Maar omgekeerd is het ook waar: wat een heerlijk gevolg kan een geloofsdaad hebben van een mens, een nietig mens, voor heel zijn volk.
Israël als ten dode opgeschreven toen Amelek begon aan te vallen in de staart van het leger. Daarvan was Mozes zich volkomen bewust. Het drijft hem uit naar de heuveltop, naar de troon der genade. En zie nu eens hoeveel het gebed van een rechtvaardige vermag:” En het geschiedde, terwijl Mozes zijn hand ophief, zo was Israël de sterkste”. Het is ons geloof dat de wereld overwint. De handen van de vijanden worden slap. Zij struikelen en vallen en zullen niet meer opstaan.
Heerlijke profetie van de Voorspraak van die Ene, Jezus Christus de Rechtvaardige. Hij heft Zijn handen op voor het Aangezicht van Zijn Vader. Hij leeft altijd om voor Abrams Zaad te bidden, die wegens gebrek aan krachten en rechtvaardigheid moeten sneuvelen in het strijdperk van dit leven. Maar als zij gevallen zijn, mogen zij weer opstaan door de Voorspraak van die ene Rechtvaardige, “opdat hun vijand in hun lijden, zich over hen niet zou verblijden”.
Die ene Mozes strijdt en overwint voor Israël met de staf van God in zijn hand. Die staf werd voor de Amelekieten een verborgen vernietigingswapen. Het was de staf waarmee God Egypte strafte, door water in bloed te veranderen. Het was de staf waarop Mozes dagelijks leunde en die hem er dagelijks bij bepaalde dat de HEERE wonderen werkt, Israël Zijn volk versterkt.
Dat geloof in Gods almacht, die onbeperkt, gadeloze wonderen werkt, wordt hier door Mozes beleden. Dat geloof wordt niet beschaamd. Die zijn hand door het geloof mag leggen op de troon des Heeren wordt niet afgewezen. Die zijn volstrekte afhankelijkheid en onwaardigheid van harte belijdt, is de Heere lief.
Die opziet naar de Berg van het genadeverbond, Jezus Christus, ziet niet tevergeefs naar boven. Die Borg is en Koning der Koningen en Heere der Heeren. Laat ons dan, zegt de apostel, met vrijmoedigheid toegaan tot die troon der genade, want Hij, de meerdere Mozes, kan volkomen zalig maken degenen die door Hem tot God gaan, alzo Hij altijd leeft om voor hen te bidden.
Mag u in dit gebed begrepen zijn?
Ds. L.W. van der Meij