Adventsmeditatie

“Zie , Ik kom”…
(Psalm 40:8m)

Advent komt van een Latijns woord, dat komst of nadering betekent. Zo wil men in de vier weken voor het kerstfeest zich bezinnen op de nadering van Christus tot deze wereld. Van Hem dichtte Maarten Luther ‘Uit de hoge hemel kom Ik neder’.
Wanneer we de woorden “Zie, Ik kom” op ons laten inwerken, kunnen we daaruit horen dat het Adventsevangelie in de hemel zijn ontstaan heeft. Daar in de eeuwigheid, ligt het begin van de naderende komst van Christus. Daar bood de Zoon Zich aan bij de Vader met de woorden: “Zie Ik kom”! Daar ligt het begin van Gods werk. God had gedachten des vredes. O, eeuwig wonder van genade. Zou Zijn recht dat geschonden werd door de zondeval en Zijn heiigheid, die daarvoor gekrenkt werd, de ondergang van heel het scheppingswerk betekenen? Hoe zou er immers ooit weer gemeenschap kunnen zijn tussen de gevallen Adam en de Heere? Dat zou alleen mogelijk zijn wanneer Gods Zoon Zichzelf zou geven tot in de dood voor doemwaardige zondaren. Daarom werd in die vrederaad de vraag gesteld wie met zijn hart borg wilde worden. Toen heeft de Zoon gesproken: “Vader, zie Ik wil, Ik kom, Ik heb lust om Uw welbehagen te doen”. Hij was bereidwillig om die weg te gaan tot de dood, ja, tot de smadelijke vloekdood des kruizes toe.
Op het Kerstfeest zegt Hij: “Zie, Ik kom… tot een wereld verloren in schuld”. Dat is een komen om te zoeken en zalig te maken wat verloren was. Daarmee zegt Christus eigenlijk: “Zie, merk er toch op, dat Ik thans kom om de dingen te doen, die bij God te doen zijn: om Mijn bloed te storten, om Mijn leven te geven, om te gehoorzamen, om Gods Wet te volbrengen, om aan Gods recht te voldoen”. Daarom is het ook een komen om de slagen van Gods toorn te dragen voor hen, die eeuwig onder die toorn moesten wegzinken. Leerde u al inleven die toorn vanwege uw zonde en schuld, zich waardig gemaakt te hebben?
Wie daar iets van gewaar wordt door ontdekking, wil wel vluchten, maar kan nergens meer heen. Alle wegen om die welverdiende straf te ontgaan, worden immers afgesloten. Is het dan geen wonder dat de Heere zegt: “Zie Ik kom”? Die Borg hebben we nodig voor onze schuld. Ja, zeker! Maar heeft u ook een schuld voor die Borg? Anders zullen we Hem immers nooit nodig hebben en begeren. Wat is het een wonder wanneer die Borg ook gaat komen tot dat door schuld getroffen en verslagen hart! De Kerk van de oude dag heeft Hem verwacht. Jesaja profeteerde: “Deze is de Heere, wij hebben Hem verwacht en……Hij zal ons zalig maken” (Jesaja 25). Hoort u ook bij deze verwachters? Dat is een gelukkig volk, want in en aan hen zal de Heere gaan doen wat zij niet kunnen. Zij kunnen zelf niet aan de eisen van Gods wet voldoen. Zij kunnen de schuld alleen maar vermeerderen. Zij zijn van God afgekeerd om nooit meer terug te keren. En hoor dan, wat Jesaja in de Naam des Heeren mag profeteren: “Hij zal ons zalig maken”. Hij zal verlossen van het grootste kwaad en brengen tot het hoogste goed. Hij zal dat schuldige volk door Zijn zoen- en kruisverdiensten in de gemeenschap met God herstellen. Want Sion zal door recht verlost worden.
“Zie, Ik kom”. In het komen van Christus ligt ook Zijn wederkomst opgesloten. In de politieke gebeurtenissen en ontwikkelingen moet Zijn voetstap beluisterd worden. Zijn nadering ten gerichte. Hoe zal Hij u en mij aantreffen als Hij wederkomt op de wolken des hemels? Is Hij dan ook al gekomen in ons hart? Met meer ernst dan ooit tevoren moet het op ons afkomen: “buiten Jezus is geen leven maar een eeuwig zielsverderf”!
Hoor en luistert naar Zijn stem: ”Zie, Ik kom!”

Ds. A. v.d. Weerd

Geplaatst in Meditaties.