Advent in Jakobs tent

En het geschiedde toen haar ziel het lichaam verliet, want zij stierf, dat zij hem de naam Ben-oni gaf. Zijn vader gaf hem echter de naam Benjamin!’ Genesis 35: 18.

Langzaam trekt de karavaan van Jacobs huis en have verder. Vanuit het hoge noorden naar de voorvaderlijke grond. Na een 20-jarig verblijf bij oom Laban is de familie bijna thuis. Opeens overvallen Rachel echter barensweeën. En zo ontstaat er oponthoud langs de weg naar Bethlehem Efratha. Rachel heeft een moeilijke bevalling. Haar leven loopt gevaar. De vroedvrouw probeert de moeder nog te troosten: “t Is een jongen!” En was dat Rachels wens niet toen ze haar eerste zoon kreeg, Jozef, nu alweer 16 jaar geleden? Want de naam
Jozef betekent: nóg eentje! Eens moest en zou zij kinderen hebben. Nu krijgt ze haar tweede zoon, maar God gaat haar leven nemen. Er moet een wieg worden klaargemaakt. Maar ook een graf gedolven. Bij de vreugde om de geboorte van een jongetje vallen er tranen vanwege het verlies van een moeder. Wat is dat aangrijpend om in het kraambed te sterven. Aan een moeilijk leven komt een einde. Rachel heeft eigenlijk altijd
vanuit een zekere jaloersheid geleefd. Haar man wilde ze voor zich alleen.
Nu die had ze ook. Maar zij kreeg geen kinderen en Lea wel! Rachel dwong de kinderzegen haast af. (Gen. 30:1) God en mens wilde zij voor haar karretje spannen. Om Lea in te halen. Om zelf de gevierde moeder te zijn. Jaloerse mensen hebben die zichzelf wel geaccepteerd? Of liever: Gods plan met hun leven?! Willen ze niet buigen onder de leiding van de Heere? Denken ze als Rachel te winnen door het vele en niet door het
geloof in de Ene? Zulke ‘winnaars’ kunnen zomaar verliezers worden.
Let op moeder Rachel. De winst van haar tweede zoon wordt het verlies van haar eigen leven. Wat is dat wrang. Rachel voelt het: ik krijg wel een kind maar ik ga sterven! Rachels genadetijd is om. Is er iemand die daar weleens met haar over gesproken heeft? De vroedvrouw? Haar man soms? Zoon Jozef misschien? In het uur van haar sterven moet zij die allemaal loslaten. Met haar laatste adem geeft de stervende moeder haar tweede zoon een naam: ‘Ben-oni’, dat is: smartenkind. In die naam ligt wanhoop, teleurstelling, boosheid misschien ook wel. Wie zal het zeggen? Het commentaar van Gods Woord is: Rachel huilde over haar kinderen en wilde niet vertroost worden. (Matth. 2: 18) Wat een verdriet! Ziet u vader Jacob daar staan: tussen wieg en graf. Wat moet hij eerst doen? Zijn geloof belijden! Veel van wat Rachel hem voorstelde heeft hij goedgekeurd. Maar haar laatste woord keurt Jacob af. Nee, niet Ben-oni. Maar Benjamin: zoon van mijn rechterhand – gelukskind. De vader ziet in geloof op de Heere. Want Jacob is in Bethel geweest en in Pniël. Het is door genade in zijn leven geworden: op Uw zaligheid wacht ik, HEERE! Daarvan doet hij hier eenvoudig belijdenis. Niet Ben-oni, maar Benjamin! Rachel sterft, maar de Heere leeft! ‘Bij U HEERE is de Levensbron!’
Veelzeggend dat Jacob hier bij zijn nieuwe naam Israël genoemd wordt. (vers 21, 22) Jacob begraaft Rachel en Israël trekt verder. Met Lea als stam-moeder van de Zoon van God. Eeuwen later ging over diezelfde weg de moeder van de Heere Jezus.
Toen is in Bethlehem Efratha de Zaligmaker geboren. Gods Benjamin – de Zoon van Gods rechterhand! De Man van smarten zo verzocht en geplaagd! Hij was veracht en wij hebben Hem niet geacht! En toch: zo heeft deze Ben-oni onze smarten gedragen. Door Zijn striemen is ons genezing geworden. Jezus Christus, de Zaligmaker van de zijnen. Voor kinderen die jong hun moeder kwijtraakten. Voor mensen die verdriet hebben in hun leven. Gebogen gaan onder hun persoonlijke schuld. Of die tobben met eigen levenseinde. Deze
Heere kan uw/jouw verdriet peilen als geen ander. Want Hij is er Zelf zó diep doorheen gegaan: ‘Wie Hem aanroept in de nood, vindt Zijn gunst, oneindig groot!’
Hoe dat kan? Jacob zou zeggen: ik kan het niet, maar de Heere werkt het in mij. U/jij mag het aan de Heilige Geest vragen. Hij neemt het uit het volbrachte werk van Christus. Hij past het toe in je hart. En wel zo dat die troost opweegt tegen de schrijnendste smart. Dat Zijn kostbaar bloed de diepste schuld verzoent. Jacob klemt zich in de beproeving vast aan de God Die leeft. Wiens beloften in Christus Jezus ja en amen zijn. Het
is het leven van al Israëls geestelijke nakomelingen. De Geest maakt het vast in het hart van Gods kind. En die Geest getuigt met onze geest dat wij kinderen van God zijn. (Rom. 8:16)
Ds. H.H. Klomp.

Geplaatst in Meditaties.